Een kunstenaar die zich overvloedig bedient van de stroom van de over-consumptie met bergen niet meer bruikbare/verhandelbare rest en afval, weet via de omweg van de kunst een ferme uitspraak te doen over hoe de (westerse) wereld de dingen inzet in een oeverloze maalstroom van een (circulaire) productie en dito verspilling.
Recyclage is vandaag een modieus begrip geworden dat zoals alles recuperatief ten prooi komt te liggen van een (zogenaamde) nieuwe economie die in dit post-industriële tijdperk een uitweg biedt om een in se ecologische intentie om te zetten in een renderende economische activiteit zoals een andere.
Kunstenaars gebruiken zeer bewust vanaf de “golden” sixties het “afval” van de waanzin van het genadeloos consumeren als residu van “onze” opgejaagde consumptiedrift, aangewakkerd door het gewiekst dirigeren van reclame en pr-strategieën.
Dat betekent dat werk niet meteen wordt gezien en bij gevolg niet “meespeelt” in het traditionele circuit.
De kunst van Jeroen Frateur zit verweven in de eerder aangehaalde kunsthistorische tradities. Alhoewel zijn werk meer met compositie te maken heeft én duidelijk het statuut/de definitie tart van de begrippen sculptuur en installatie.
De artistieke “productie” van Jeroen Frateur wordt gekenmerkt door een zichtbaar, ingenieuze gelaagdheid qua opbouw met materialen die hij in een weloverwogen en precies samengestelde en gemonteerde vorm laat wemelen in een nieuwe verschijningsorde; een nieuwe realiteit. De op het eerste gezicht “labiele” sculpturen van Jeroen Frateur halen dan ook deels hun “waarde” in het begrip “in situ , omdat het presenteren van het werk aan bijvoorbeeld het plafond de perceptie verandert omdat de context van de presentatie a priori inherent deel blijft van het “globale” werk.
Jeroen Frateur noemt zichzelf een “handenarbeider”, een wroeter die vanuit de “verworpen” materie denkt en het werk traag laat generen vanuit de vorm zelf. Bij dit proces van “ontstaan” laat hij zich drijven op de energie van de verwondering als een mentale metgezel die hem als kunstenaar vrijwaart te werken op voorafgaandelijk bedachte concepten. “Oprapen op straat wat blijft liggen” is zijn adagio – zijn credo in een wereld vol van dingen die heel snel abject worden. “Het oprapen” op de openbare weg van het verworpene deelt zijn passie voor de buiten-gewone schoonheid ervan. Soms worden, dingen gemaakt – bijvoorbeeld inpakmateriaal – dat speciaal en soms heel vernuftig werd bedacht om meteen weg te smijten. Het zijn dergelijke gedachten die Jeroen Frateur aanzetten tot het zich toeëigenen van deze “gelikwideerde” materialen die worden geconverteerd in het samenstellen van niet eerder geziene dingen (kunstwerken) ontstaan vanuit het creëren dat in het geval van Jeroen Frateur blijft haperen in kunst die helemaal niet te voorzien of te verwachten was.
De werken van Jeroen Frateur zijn quasi en letterlijk kijk-machines. Puntig in elkaar gemonteerde vormen die de verbeelding een aanzet bieden die in hun visuele impasse “poëzie” worden. Het werk van Jeroen Frateur is het onderwerp van een esthetische vraagstelling; het diverse werk laat zich in met het abjecte en laadt zich uit met een esthetisch product waarin de tijd een uiteindelijke vorm genereert die het zoeken naar betekenissen zinvol en actueel houdt.
Hoe de artistieke productie van Jeroen Frateur zich vandaag verhoudt tegenover de achtergrond van het actuele cultuurklimaat is een bedenking die het over-schouwen van dit werk alleen maar hedendaags kan houden. Het zich als kunstenaar onttrekken aan de grillen van de mode is het bepalen van een positie die de tijd als bondgenoot houdt .